Opgave 1. Je moet een patiënt 40 mg Pethidine toedienen. Je hebt een ampul Pethidine met 20 mg/ml
Hoeveel ml injecteer je?
40 mg : 20 mg/ml = 20 ml
Opgave 2. Een patiëntje moet in 24 uur 60.000 IE Benzylpenicilline per kilogram krijgen toegediend.
De patiënt weegt 30 kg. Je moet de dosis in vier keer verdelen. Je hebt een ampul Benzylpenicilline
500.000 IE per ml.
Hoeveel ml injecteer je per keer?
Eerst berekenen hoeveel het patiëntje nodig heeft in totaal:
60.000 IE/kg x 30 kg = 1.800.000 IE
Berekenen hoeveel dit is per dosis:
1.800.000 IE : 4 doses = 450.000 IE/dosis
Berekenen hoeveel ml gegeven moet worden:
450.000 IE/dosis : 500.000 IE/ml = 0,9 ml
Opgave 3. Je moet een patiënt 15 mg Dipilodor toedienen. Je hebt in voorraad ampullen Dipilodor van 2 ml.
(1 ml = 2,5 mg.)
a) Hoeveel ml injecteer je?
15 mg : 2,5 mg/ml = 6 ml
b) Hoeveel ampullen gebruik je?
6 ml : 2 ml/ampul = 3 ampullen
Opgave 4. In een ampul Heparine van 10 ml zijn 100.000 IE opgelost. Je moet een patiënt 5.000 IE toedienen.
Hoeveel ml injecteer je?
Eerst berekenen hoeveel medicatie in 1 ml zit
100.000 IE : 10 ml = 10.000 IE/ml
Berekenen hoeveel ml je moet injecteren
5000 IE : 10.000 IE/ml = 0,5 ml
Opgave 5. Je moet een patiënt 60 mg Zantac injecteren. Je hebt in voorraad Zantac 120 mg/ml
Hoeveel ml injecteer je?
60 mg : 120 mg/ml = 0,5 ml
Opgave 6. Je moet een patiënt 0,8 mg Haldol geven in de vorm van druppels . De sterkte is 4 mg/ml.
1 ml is 20 druppels.
a. Hoeveel ml is 0,8 mg?
0,8 mg : 4 mg/ml = 0,2 ml
b. Hoeveel druppels zijn dat?
0,2 ml x 20 dr/ml = 4 druppels
Je geeft de patiënt 30 druppels
c. Hoeveel mg Haldol heeft de patiënt dan gehad?
Eerst berekenen hoeveel ml 30 druppels zijn:
30 dr : 20 dr /ml = 1,5 ml
Berekenen hoeveel mg de patiënt heeft gekregen:
1,5 ml x 4 mg/ml = 6 mg
Opgave 7. Je hebt in voorraad ampullen Haldol (5 mg/ml). De arts schrijft 4 mg voor.
Hoeveel ml injecteer je?
4 mg : 5 mg/ml = 0,8 ml
Opgave 8. Je moet 6 mg haloperidol geven. Je hebt een flacon druppelvloeistof van 3 mg/ml.
(1 ml = 20 druppels).
a. Hoeveel ml geef je?
6 mg : 3 mg/ml = 2 ml
b. Hoeveel druppels zijn dit?
2 ml x 20 dr/ml = 40 druppels
Opgave 9. Je moet een patiënt 50 IE Actrapid injecteren. Je hebt een injectieflacon Actrapid van 200 IE/ml.
a. Hoeveel ml Actrapid geef je?
50 IE : 200 IE/ml = 0,25 ml
Op een later moment moet je hem 40 IE Actrapid injecteren.
b. Hoeveel ml geef je nu?
40 IE : 200 IE/ml = 0,2 ml
c. Hoeveel eenheden Actrapid geef je, als je 0,8 ml injecteert?
0,8 ml x 200 IE/ml = 160 IE
Opgave 10. Je moet een patiënt een injectie met 40 IE Actrapid geven. De ampul bevat 150 IE/ml.
Hoeveel ml injecteer je? Rond af op 1 cijfer achter de komma.
40 IE : 150 IE/ml = 0,27 ml